De kolonieën

De kolonie Ommerschans en Veenhuizen

Armoede was vroeger een groot probleem. Om het gebedel van ‘luije buiken‘ op straat tegen te gaan, kregen zij de kans een nieuw leven op te bouwen in de kolonieen als de Ommerschans en Veenhuizen van de Maatschappij van Weldadigheid.

Dankzij inzet van Johannes van den Bosch, werd in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid opgericht. Dit had de doelstelling om de armoede in Nederland te bestrijden door het verschaffen van arbeid. v.d. Bosch was van mening dat het gebedel in de stad nooit opgelost zou kunnen worden, tenzij deze groep mensen een zelfstandig bestaan zouden krijgen.

‘Noem u niet arm, omdat uw dromen niet in vervulling zijn gegaan; werkelijk arm is slechts hij, die nooit gedroomd heeft.’
– Marie von Ebner-Eschenbach

De Maatschappij van Weldadigheid was een particuliere instelling, en ontving contributies van commissies vanuit het hele land. Deze commissie selecteerde ook de mensen die geschikt waren voor de kolonieen. Bedelaars, paupers, en landlopers hoefden nu niet meer naar de gevangenis, maar kregen een tweede kans.

De kolonies van de Maatschappij van Weldadigheid

In 1818 werden in aangrenzende delen in Friesland, Drenthe en Overijssel de kolonies gesticht, met als eerste drie:

  • De ‘vrije kolonieen’ waar men kon werken en leren
    • het Frederiksoord (gestart in 1818 als proefkolonie op landgoed Westerbeek)
    • het Willemsoord
    • het Wilhelminaoord
      Alhoewel deze als ‘vrije kolonieen’ werden beschouwd, waren er wel strenge regels. Als je je daar niet aan hield, werd je naar de strafkolonie gestuurd, op de wallen van de schans.
  • De opvang/verpleeghuizen voor ongeschikte ‘werkers’
    • de Ommerschans, landelijk bedelaarsgesticht, en grootste gebouw in het land, aanvankelijk gestart als strafkolonie (1819-1859)
    • Veenhuizen (1823) met drie wezen-gestichten

Bron: website Kolonie van de Weldadigheid

Armoede bestrijden door arbeid en onderwijs

Veel mensen beschouwden deze kolonie een plek waar ze rustig konden sterven. Dit is nooit het plan geweest; integendeel. Door ze met arbeid, huisjes en onderwijs ‘op te beuren tot een hoogere beschaving’,  zouden ze juist met de ervaring een nieuw bestaan kunnen opbouwen. Hier konden ze wonen en werken als landbouwer.

De families leerden structuur, de kinderen werden via onderwijs voorbereid voor de ‘gewone samenleving’, en moesten na schooltijd ook werken.

De kosten en opbrengsten

Men kreeg dagelijks te eten, zelfs drie keer per week rundvlees. In eerste instantie kostte het voeden en onderhouden van de kolonisten geld, maar al snel maakten ze dit goed met de opbrengst van hun productiewerk op het land en de spinnerij. Door het werk konden de kolonisten geld verdienen en zelfs geld sparen. Tenminste, als de balans klopte met zijn ‘onderhoudskosten’.

Daardoor had de Maatschappij van Weldadigheid meer belangstelling voor gezonde mensen, dan invalide of zieke mensen, die uiteindelijk niet konden werken. Uiteindelijk lieten ze in 1827 toch meer invaliden toe, vooral omdat ze daarvoor een vergoeding van de overheid kregen.

De Ommerschans, het oude fort

In 1822 kreeg de Maatschappij van Weldadigheid een verlaten fort tot zijn beschikking, de Ommerschans in Ommen. Als verdedigingsfort tegen de Spanjaarden bleek dit te hebben gefaald, waarna het een nieuwe bestemming kreeg als armenkolonie.

Al snel kwam hier kolonie Veenhuizen bij. De Ommerschans en Veenhuizen dienden als opvanghuizen voor wezen, vondelingen, bedelaars, vagebonden en gezinnen die voor de andere kolonieen ongeschikt waren. De focus lag hier meer op verpleeg- en werkinrichtingen, in plaats van onderwijs.

Om te voorkomen dat ‘lastige mensen’ gedwongen naar de kolonieen werden gestuurd, was er vanaf 1843 een ‘rechterlijke veroordeling’ nodig.

Protesten en slechte tijden

Je kon niet zomaar weg uit de kolonieen. Pas als je er klaar voor was of genoeg geld had gespaard, kon je worden ‘ontslagen’. Ondanks de goede intenties, kwamen er uit het hele land toch meer protesten. Men had weerstand om kinderen zo ver van hun geboorteplaats onder te brengen.

Mede door economische slechte tijden, en daardoor enorme toestroom van kolonisten tot maar liefst 5000 kolonisten, waren de kolonieen niet meer te handhaven. In 1869 nam de overheid alles over. Kolonies werden gesloten, en wezen en vondelingen werden bij gezinnen ondergebracht.

Zoeken naar familieleden

Op een overlijdensakte kan je wel eens tegenkomen ‘Gestorven in de Ommerschans’. Het zoeken naar mensen die in deze kolonieen hebben gezeten, is vrij eenvoudig. Alle databases staan online en zijn doorzoekbaar. Alleen al in de Ommerschans zijn ruim 140.000 inschrijvingen bewaard gebleven (waarvan ook vaak terugkomers), met exacte namen (hou rekening met de Y en IJ) en soms met foto’s.

In 1859 zijn Ommerschans en Veenhuizen Rijkswerkinrichtingen geworden. Het personeel ging over van de Maatschappij van Weldadigheid naar het Rijk. In 1890 is Ommerschans opgedoekt: de bedelaars zijn vanaf dat moment geconcentreerd in Veenhuizen en in andere nieuwere Rijkswerkinrichtingen in den lande.

Bronnen van de Ommerschans en Veenhuizen

De scans van de inschrijvingsregisters staan allemaal online. De namen zijn echter nog lang niet allemaal in de database gestopt. Iedereen kan op bonmama meehelpen om de registers te ontsluiten. De gegevens gaan dan ook naar het Drents Archief.

Als je vragen hebt over de Ommerschans, andere kolonieen of gevonden familieleden, kan je die stellen op een Stamboomforum.

Misschien vind je nog oude videobeelden van het complex en wat het nu is geworden. Heb je familienamen gevonden? Dan is dat een goede reden om stamboomonderzoek te doen!

Zoek in de registers van de kolonieen Zoek op de site van Bonmama Zoek op de site van Alle Kolonisten Zoek in het Drents Archief

De koloniën komen wel eens voor in de TV serie ‘Verborgen Verleden‘. De Ommerschans is open voor bezichtiging. Plan eens een familiedag naar de roots van je voorouders.

Bron: website Kolonie van de Weldadigheid

Scroll naar boven